Coureurs




Carel Godin de Beaufort

De ridder van het stuurwiel




Na de incidentele deelname van Dries van der Lof en Jan Flinterman aan de Nederlandse Grand Prix in 1952 was jonkheer Carel Godin de Beaufort de eerste Nederlander die echt deel uitmaakte van het Grand Prix ‘circus’. Voor veel van zijn tijdgenoten werd hij de verpersoonlijking van de autocoureur, een man die maling had aan alles en voor de duvel niet bang was.

In 1959 vloog hij tijdens een sportwagenrace over de steile wand van de AVUS in Berlijn, belandde via de bomen en de parkeerplaats weer op het circuit en reed doodleuk door totdat hij de zwarte vlag kreeg.

Carel startte in 28 Grote Prijzen voor het WK. Vanaf de Grote Prijs van Duitsland 1957 (Porsche F2) tot en met de GP van Nederland 1964; een keer met Maserati, een keer met Cooper en 26 keer in een Porsche. Zijn beste klasseringen: 6e Grand Prix Nederland 1962, 6e Grand Prix Frankrijk 1962, 6e Grand Prix België 1963, 6e Grand Prix Amerika 1963 (alle met Porsche).

In 1964 raakte hij, in een uiterste poging om zich te kwalificeren voor de Grote Prijs van Duitsland, tijdens de zaterdagtraining van 1 augustus op de Nürburgring van de weg en klapte tegen een boom. Zijn verwondingen waren zeer ernstig; hij overleed de volgende avond, zondag 2 augustus, in het Universiteitsziekenhuis van Keulen. Arie Anssems, die jarenlang als racemonteur voor hem sleutelde, herinnerde zich hoe Carel kort voor zijn noodlottige training nog een rondje door het rennerskwartier liep om iedereen te groeten. Het leek een afscheid.

Tegenstrijdigheden

Carel was een grote, vrij zwaar gebouwde man. Zijn postuur maakte hem eigenlijk minder geschikt voor de racesport waarin veel kleine (gefrustreerde?) mannetjes voorkomen. Maar ook daar had Carel lak aan. Volgens de Olympische gedachte genoot hij ook van het deelnemen.

Qua karakter was hij het bekende vat vol tegenstrijdigheden. Joviaal, grappig, uitbundig, soms driftig, geïrriteerd bij andere gelegenheden. Royaal, de man van het grote gebaar. Maar uit de verhalen van Gerard van Lennep, die hem met humor en genegenheid heeft beschreven, weten we dat Carel ook heel zunig kon zijn. Hij kon zijn reisgenoten op een houtje laten bijten als hij zelf aan het lijnen was om gewicht te verliezen voor de volgende race.

Zoals veel coureurs had Carel een warme belangstelling voor vrouwen en vice versa. Door de eeuwen heen voelen vrouwen zich aangetrokken tot moedige mannen die het gevecht met de draak aangaan. Een enkele keer deed zich een Boeing-Boeing probleem (vernoemd naar de klassieke komedie uit het midden van de jaren zestig) voor. Maar die kleine hindernissen wist Carel altijd met Schwung te overwinnen.