Coureurs




Dr. J.J. Sprenger van Eijk

Het eerste Hollandse succes




Nederland kwam in 1898 in aanraking met autosport door de wegwedstrijd Parijs-Amsterdam-Parijs; pas ruim dertig jaar later kon het eerste grote Nederlandse succes bijgeschreven worden. Weliswaar lieten Hans Herkuleyns en Eddie Hertzberger op de Europese circuits de leeuw niet in zijn hempie staan, maar tot memorabele overwinningen kwamen zij niet.

De eerste ‘hoofdprijs’ zou ‘vallen’ in de, in die tijd zeer ‘avontuurlijke’ rallysport waar psychologische kenmerken als improvisatie-vermogen, Ausdauer en koppie-koppie van groter belang waren dan motorvermogen en pure snelheid. De prestatie die de ban brak, kwam op naam van Dr. Sprenger van Eijk die 1929 de Rallye Monte Carlo op zijn naam schreef. De weledelzeergeleerde heer, Sprenger van Eijk was als mijnbouwkundig ingenieur werkzaam bij Staatsmijnen en woonachtig in Heerlen, en zijn metgezellen reden in een Amerikaanse Graham-Paige. Sprenger had een voorkeur voor de wat meer exotische automobielen.

De happy few

De immer perfect geklede Sprenger van Eijk ‘vertelt’ al heel wat over de verhoudingen zoals die in zijn tijd bestonden. In het gelaagd en verzuild opgebouwde Nederland was autosport een tijdverdrijf voor de happy few, voor mensen als Sprenger van Eijk die van huis uit enig kapitaal achter de hand hadden om deze dure hobby te kunnen bekostigen. Het begrip ‘sponsoring’ moest nog worden uitgevonden.

Naderhand voegde zich het gilde der garagisten bij deze bevoorrechten, waardoor een opmerkelijke sociale mix ontstond. De ‘autojongens’ beschikten over de middelen om auto’s voor de sport te prepareren en deden dat in toenemende mate ook voor de eigen inzet in de sport.

Bekende namen uit deze groep zijn onder meer Lex van Strien, Ernst Mutsaerts, Jaap Zwart, Cees den Ouden, Wim Poll, Jan Molenaar, Rob Gorris en Hans Koster. De garagisten werden gevolgd door de geslaagde ondernemers die in hun moderne bedrijven goed boerden; mensen als Rob Hin, Jan Martens, Hugo van Zuylen van Nijevelt en Willem Blankevoort.

Zij allen zijn de voorlopers geweest van de gesponsorde beroepscoureur zoals die ten slotte op het toneel verscheen, de coureur die, ongeacht rang of stand, uitsluitend op zijn capaciteiten wordt afgerekend.

Terug naar Sprenger van Eijk. Het rallyrijden zat hem in het bloed. Tot op relatief hoge leeftijd heeft hij de Monte Carlo Rally gereden, de latere jaren met atletiek ‘bobo’ Ad(je) Paulen als navigator. Jaarlijks was hij in het Hollandse Monte Carlo contingent (dat in de naoorlogse jaren wel dertig tot veertig equipes telde) een gewaardeerd en gerespecteerd lid van de ‘harde kern’ van routiniers.

Sprenger van Eijk reed in totaal vijftien keer de Monte Carlo Rally, zijn laatste in 1956. Alleen Maus Gatsonides heeft meer starts in de ‘Monte’ op zijn naam staan.