Coureurs




Gerard Bakker Schut

De uitvinder van de ‘moyenne-klok van Budje’




Op foto’s ziet hij eruit als een trotse Javaanse prins die wordt ingehuldigd. En dat klopt. Bakker Schut was voor een kwart Javaans. Dat heeft hij gemeen met Maus Gatsonides. Zijn grootvader had zijn oog laten vallen op een bevallige Javaanse en was met haar in het huwelijk getreden, een combinatie zoals die, in de tijd toen Nederland de ‘Gordel van Smaragd’ nog als kolonie in zijn bezit had, niet ongebruikelijk was.

Op die manier ontstond wellicht de ideale mix van Hollands koopmanschap en oosterse intuïtie en concentratievermogen die een mens bij uitstek geschikt maakt voor het beoefenen van de autosport op hoog niveau.

De verhalen over Gerard Bakker Schut (Geboren in 1905 te Pare', Kediri op Java, Indonesië), die door zijn vrienden altijd liefkozend ‘Budje’ werd genoemd, doen sterk denken aan ‘De Katjangs’, dat onvergetelijke jongensboek van J.B. Schuijl.

‘Budje’ begon zijn snelheids-carrière als motorcoureur. Hij reed verschillende zesdaagsen. Naderhand stapte hij over naar de vierwielers. Met Ernst Mutsaerts, Carol Schade, Jan Erens, Paul Lamberts Hurrelbrinck, Piet Nortier en anderen behoorde hij tot de topartiesten van het ‘autosportcircus van weleer’, zoals dat later op geheel eigen wijze is beschreven door Jan Apetz. Als oud-zesdaagse renner beleefde hij veel plezier aan de ruige, auto-slopende Dumonceau Bekerrit die hij enkele keren op zijn naam schreef.

In de jaren dertig had hij al een aantal keren de Monte Carlo Rally gereden. Maar 1938 was zijn geluksgetal, al zag het daar aanvankelijk niet naar uit.

Feest in Monaco

Weliswaar waren Budje, Karel Ton en Klaas Barendregt zonder strafpunten in het prinsdom aangekomen, maar in de beslissende acceleratie-remproef moest Budje het met zijn standaard Ford V8 opnemen tegen coureurs met geduchte sportwagens als Le Bègue in een Delahaye en Jean Trévoux in een Hotchkiss. Maar Budje bleef koel als een poolvos, stuurde scherp, remde laat, schakelde als een duivel en klokte de snelste tijd. De grote kleine Budje had het hem gelapt.

De kleine Nederlandse kolonie ging uit zijn dak en de feestvreugde was compleet toen het bericht doorkwam dat die dag Prinses Beatrix (zij die geluk brengt) was geboren. De polonaise werd geleid door de populaire sportcommissaris van de KNAC, Gerard van Wickevoort Crommelin, die op de eerste dag van de oorlog, rijdend in een oranje Ford, een Duits stopteken negeerde en door de bezetter werd doodgeschoten.

‘Budje’ bezat in hoge mate een praktische slimheid. Voor de Monte Carlo 1937 bedacht hij de combinatie van een tijdklok en een kilometerteller, die de geschiedenis in zou gaan als de ‘moyenne-klok van Budje’. Het instrument dat door Gatsonides in elkaar werd geknutseld, stelde de Ollanders in staat het voorgeschreven gemiddelde perfect aan te houden. In de jaren voor en na de oorlog waren veel autosporters verbonden aan oliemaatschappijen. Piet Nortier werkte bij Shell, Louis van Noordwijk bij Texaco/Caltex/Chevron en Budje zat bij Esso.

Naderhand stapte hij over naar R.S. Stokvis & Zonen, het voorname Rotterdamse handelshuis dat honderden producten importeerde (waaronder Solex bromfietsen en Austin automobielen) en onder het private label ‘Erres’ fietsen en huishoudelijke apparatuur op de markt bracht. Bakker Schut werd benoemd tot bedrijfsleider van het handelsbedrijf, dat in zijn hoogtijdagen ruim 1100 medewerkers in dienst had.

Collega’s die hem tijdens vergaderingen van de RAI Vereniging meemaakten, herinneren zich hem als een bekwaam formulerend spreker, een man van de wereld. Een man met visie en power, maar vooral als een aardige kerel.

Budje is niet heel oud geworden. In de oorlog liep hij een longontsteking op die zijn gezondheid ondermijnde. Hij overleed op 22 augustus 1990 te Den Haag.